Vice Versa | Hij zette de misstanden in de kinderopvangsector op de kaart. Nu komt hij als coördinator van de Dutch Coalition on Disability and Development (DCDD) op voor de belangen van mensen met een beperking.
We kennen Ewoud Poerink (1975) van zijn strijd tegen misstanden in de kinderopvangsector. In de nasleep van de affaire-Robert M., waar zijn eigen peuter ongeschonden uitkwam, ontpopte hij zich tot een voorvechter voor de belangen van het kind in een door kapitaal en bedrijfsbelangen gedomineerde wereld.
Terugblikkend op die tijd, spuwt het vuur weer over tafel in het Amsterdamse Café de Jaren. Maar de beleidsbepalers in de wereld van gehandicaptenorganisaties benadert hij vooralsnog met ‘uitgestoken hand’, zegt hij. De rechten van mensen met een beperking bij politici, ngo’s en bedrijven tussen de oren krijgen, dat is zijn missie. Poerinks kennis en lobbyvaardigheden kan hij goed gebruiken – dit is minder een ‘vechtdossier’, maar hij neemt het met dezelfde drijfveer onder handen.
Waarom maakte u de overstap?
‘Vijf jaar lang heb ik de peuterlobby gedaan. Toen wees een vriend – een rolstoelgebruiker – me erop dat ik al die energie ook voor andere kwetsbare groepen kon inzetten. Dat heeft me geprikkeld. Ik was na vijf jaar strijd wel klaar met de “peuterindustrie”. Mijn boek en het burgerministerie voor het Kind hebben dat onderwerp goed op de agenda gezet. Maar die strijd was niet prettig. Ik was de boeman, kreeg advocaten van ondernemers op mijn dak, erg nare tweets. Toen kwam deze baan voorbij. Hier hoop ik mijn kennis en netwerk constructiever in te zetten.’
Ewoud Poerink, opgeleid historicus, is niet nieuw in het internationale speelveld. Voordat de zedenzaak omtrent ’t Hofnarretje hem uit zijn slaap begon te houden, hield hij zich bezig met het Israëlisch-Palestijns conflict. Voor een Palestijnse ngo deed hij onderzoek naar bezettingen en als stagiair-onderzoeker ‘snuffelde’ hij op het ministerie van Buitenlandse Zaken rond. In Nederland werkte hij onder meer voor het Instituut voor Publiek en Politiek (nu ProDemos), waar hij zich bezighield met de stemwijzer, politieke participatie en scholierenverkiezingen.
Totdat hij ontdekte dat het systeem voor kinderopvang ‘fundamenteel’ fout was. Aan zijn boek De peuterindustrie werd een aflevering van de VPRO-serie De slag om Nederland gewijd: Handel in kinderopvang. Hij schreef een reeks artikelen voor De Correspondent en liep de Haagse deuren als ‘zelfbenoemd lobbyist’ plat. ‘Ik ging er met gestrekt been in.’
Voelt u nu dezelfde boosheid als toen?
‘Het is een ander thema, maar mijn drijfveer is dezelfde. Het onderliggende principe van uitsluiting van een groep, van mensen met een beperking, maakt me boos. Het klopt niet. Maar de persoonlijke steek die ik bij de peuterindustrie voelde, die is er niet. Dat biedt het voordeel dat ik nu niet gezien wordt als slachtoffer. Dat gaf kracht aan mijn strijd, maar was niet prettig.’
Lees hier het hele interview en de andere artikelen in de serie over inclusie van mensen met een beperking in ontwikkelingsprogramma’s.