Column uit het boek Bamako Bonjour! | Het is zondag 20 januari, de Afrika Cup is gisteren begonnen en vandaag is de dag dat Les Aigles – De Malinese Arenden de eerste wedstrijd tegen Niger spelen. De oorlog is in volle gang. Toch heerst er opluchting en hoop. De taxichauffeur benadrukte het vanochtend nog even: ‘Dankzij jullie, les blancs, gaat het weer’
Het is zondag 20 januari, de Afrika Cup is gisteren begonnen en vandaag is de dag dat Les Aigles – De Malinese Arenden de eerste wedstrijd tegen Niger spelen. Voor mijn huis wordt een boom met een grote Malinese vlag behangen. Als ik in de taxi zit, heb ik de indruk weer meer roodgeelgroene vlaggen te zien. De afgelopen week, sinds de dag dat de rebellen oprukten, Frankrijk militair te hulp schoot en Mali in oorlog geraakte, wappert de Franse vlag op taxi’s en brommertjes, bij de kleermaker of aan de kiosk. De vlaggenverkoper kleurt nu groen, geel, rood, blauw én wit. De oorlog is in volle gang: er wordt gevochten, er zijn duizenden vluchtelingen, vele doden en een humanitaire crisis dreigt. Toch heerst er opluchting en hoop. De taxichauffeur benadrukte het vanochtend nog even: “Dankzij jullie, les blancs, gaat het weer.”
En vandaag lig de bal bij het nationale voetbalteam. Het regent steunbetuigingen op de websites die over le Coup d’Afrique des Nations (CAN) 2013 berichten. “De hoop van een heel volk rust op hun schouders”, lezen we op Journal Du Mali. En waarom ook niet. Mali heeft de beker nog nooit gewonnen, en haar nationale helden hebben eerder een gouden stem dan een zwart-wit geblokte bal, maar De Arenden doen het ook niet slecht. Terwijl de rebellen in januari vorig jaar hun aanvallen uitvoerden op Menaka en Aguelhok in het noorden van het land, versloegen de Malinese voetballers Gabon én Ghana. Mali eindigde op de derde plaats. CAN 2013 is voor Malinezen zonder twijfel niet zoals de CANs van voorheen. Voetbal is verboden in de bezette gebieden. Velen hebben nu wat anders aan het hoofd. “De sfeer zal niet hetzelfde zijn, maar we doen ons best onze vlag te verdedigen. De wereld zal zien dat we bereid zijn om voor ons land te staan”, aldus een vertegenwoordiger van de Malinese voetbalfederatie.
Buiten tekent het bekende tafereel zich af. Op straat zien we de Bamakois(es) zich weer voor een beeldscherm installeren en ook mijn grin heeft er een geregeld voor op de binnenplaats. Het verkeer is rond de voetbaluren uitgedund. Ik ben net als de gemiddelde buurvrouw geen voetbalfan, maar wil dit nationale evenement toch altijd even meevoelen. Ik sluit aan. Driekwart zit geconcentreerd te kijken, een enkeling speelt kaart. Zwermen muggen doen een kansloze poging het televisiebeeld te verstoren. Glaasjes thee gaan de ronde en kinderen worden speels op schoot getrokken. Het commentaar is vanouds niet van de lucht. Het hele voetbalteam en elke Arend aan zet ondergaat een stevige kritiek. Een paar gemiste kansen en een hoop geschuif. En dan in de laatste minuten, schopt Seydou Keita, de kapitein van het team, Mali naar de volgende ronde. Die zit! Een gebrul stijgt op. Ik gooi mijn benen in de lucht en krijg spontaan een zoen op mijn wang. En dat van degene die me zojuist nog meedeelde dat hij door de crisis geen baan meer heeft. “We gaan de oorlog winnen en de Afrika Cup ook!” Op de websites regent het felicitaties. Een enkeling roept een sympathiek welkom voor de soldaten uit Niger.
We zijn er nog niet, maar vandaag geeft een lichte grijns en een goed gevoel. We hebben vertrouwen in onze mannen en de verdediging van ons land. Dat is de teneur na deze eerste wedstrijd. En dat lijkt de teneur na maanden afbrokkelende moraal en een plotse interventie. Het zijn momenten die hard nodig zijn. Die voetbal brengt geen vrede, maar wel een beetje hoop in een extreem moeilijke tijd. En dat lijkt de missie van de spelers. “Wellicht brengen we de glimlach even terug”, zegt Seydou Keita in een interview. En daarom, recht uit het hart, wens ik de Arenden alle veerkracht van de wereld. Bonne courage à nos Aigles!