Column uit het boek Bamako Bonjour! | We vieren het einde van Ramadan en heel Bamako is weer eens gehuld in de glanzende en knisperende gewaden van met briljant borduurwerk bewerkt bazin. Over de wereldkatoenhandel en het belang van bazin in Mali.

‘Maar dat moet je niet dragen, hoor. Dat is het toppunt van vervuiling hier!’ zegt Ibrahim met een zure blik op mijn bloesje van bazin. We vieren het einde van Ramadan en heel Bamako is weer eens gehuld in de glanzende en knisperende gewaden van met briljant borduurwerk bewerkt bazin. Struinend door de straten, vraag je je af hoeveel stof hiervoor geïmporteerd, geverfd en genaaid moet zijn. Een consultatie van mijn kleermaker en een snelle berekening levert zo’n 4500 kilometer op. Dan ga ik ervan uit dat de helft van alle inwoners van de acht grote steden – de Azawad (het noorden van Mali nu in handen van rebellen) niet meegerekend – die dag iets nieuws heeft laten maken van gemiddeld 3 meter per persoon. Een kleurige katoenen loper van hier tot aan Amsterdam. Dat kraait naar een column. Dit keer geen crisis, maar cultuur centraal.
 
De bewerking van bazin is één van de culturele kroontjes van Mali. Het land staat erom bekend in de regio en wereldwijd is er menig tentoonstelling dan wel documentaire aan gewijd. Het kleedt feestdagen, huwelijken, moderne meiden en menig ministerslijf. Voormalig president Amadou Toumani Touré droeg gewaden gemaakt van wel zes meter stof. En toch is het ook heel alledaags. Geen wonder, want het is licht, luchtig en een lust voor het oog. Met drie kwaliteiten en prijsklassen heel betaalbaar bovendien. En de Afrikaanse versie van ‘De Knipmode’ toont de talloze modellen die de kleermaker en zijn trapmachien – binnen een week en voor een prikkie  op maat gemaakt – tevoorschijn naait.
 
De stof – katoen – wordt blank geïmporteerd uit Duitsland, Nederland of China, voordat ze in Mali onder (vrouwen)handen genomen wordt. Minutieuze stiksels en knoopjes bepalen het design, alvorens ze een kleurbad krijgt. Maar ze duikt er vaak ook gewoon zo in. In grote bakken worden de lappen geverfd en daarna zongedroogd. Het stijfsel van maniok en de houten hamer garanderen een prachtige glans. Klaar voor verkoop op de grote markt, de kleine boetiek of op het hoofd. Bazin is bedrijvigheid en inkomen voor een keten van importeurs, vrouwengroepen, handelaren, verfverkopers, hamermannen, kleermakers en meer. Het aanbod een waar walhalla voor de consument.
 
Maar een groots gewaad draagt ook een flinke schaduw met zich mee. Liters chemisch verfwater worden zonder gewetenswroeging in rivier en goot gekieperd. De diepdonkerblauwe kleur camoufleert dan wel het straatafval, maar het is net als de verfdampen bijzonder ongezond. Macro-economisch zit er ook een steekje los. Je verwacht een florerende katoenindustrie in antwoord op zo’n nationale megamarkt. Maar het zij niet zo. Mali behoorde tot de grootste Afrikaanse producenten van het ‘witte goud’. Verantwoordelijk voor een derde van de exportinkomsten en een inkomen voor zo’n drie miljoen mensen. Maar westerse katoensubsidies en een fors gedaalde wereldmarktprijs hebben Mali’s productie in zeven jaar gehalveerd. Het Afrikaans katoenkwartet – Mali, Burkina Faso, Benin en Tsjaad – heeft de strijd op wereldhandelsniveau nog altijd niet gewonnen. En dus stapt de boer die armoede oogst, noodgedwongen over op wat anders. Geen verzekering en geen keus.
 
Malinees katoen wordt slechts voor 2 procent lokaal verwerkt: net als het gros van Afrika’s grondstoffen, moet ook zij op wereldreis alvorens verwerkt weer thuis te komen. Soms via Nederland. En op de hielen gezeten door een golf goedkoop textiel uit Azië en Europa. Al met al een stinkend staaltje mondiale incoherentiepolitiek dat de hulpeuro bijna helpless maakt. Mali’s verwerkingsindustrie – nog altijd staatsgestuurd – delft het onderspit en ICCO’s katoenprogramma rust alweer even in vrede.
 
Schaduw of niet, een dame in bazin trekt een neus naar het milieu, handelspolitiek of de HDI (Human Development Index). Haar gewaad staat voor welstand, trots en nationale identiteit. Bazin hoort in het glorieuze rijtje van de balafon en de baobab, de kora en Koning Kankan, Djenné’s zandmoskee en Dogonland. Stuk voor stuk culturele kroontjes van Mali. Hoezo laaginkomensland op de 175e plaats. Een Malinees spendeert zijn miezerige 691 dollar jaarinkomen met plezier en krediet aan een mooi tenue. Puur Bruto Nationaal Geluk. Laat hem lekker. Zijn mondiale voetafdruk wordt er heus niet heel veel groter van.