Column Vice Versa | Als ik na vier jaar ontwikkelingswerk uit Mali terugkeer naar Nederland, wacht mij een uitdaging van heel andere aard: het bureaucratische beschavingscircus.

“Trop de civilization”, zegt Mohamed droog als ik hem tijdens een skype gesprek via het beeldscherm een blik uit mijn raam laat werpen. “Veel te beschaafd.” Hij doelt op de bakstenen flats rondom het grasveldje waar op dat moment geen mens te bekennen is. Ik woon in een ‘zwarte’ wijk, het is hartje zomer en normaliter spelen de kinderen hier ook op straat. Toch steken de kale gebouwen in mijn wijk in Amsterdam Noord schraal af tegen de levendigheid van Lafiabougou. Daar, in Mali, woonde ik de afgelopen 3,5 jaar. Als we de bewakingscamera of de achteloos naar buiten geflikkerde lege pizzadoos even negeren, is ‘teveel beschaving’ een mooie typering voor de bureaucratie van het terugkeercircus. 

Zestigers met skinny jeans 

Ik ben alweer drie maanden terug en de contrasten zijn groot. Van een kleine vrijstaande villa met dakterras en een nachtwaker naar een flatje in Amsterdam Noord dat ik zelf schoon moet maken. Het straattheater van de hoofdstad Bamako heeft plaatsgemaakt voor de oerhollandse polder met dorpen als Durgerdam en Marken op fietsafstand. Van mijn grin, de hanggroep op straat, naar de bos welkomstbloemen achter het raam. Na bijna vier jaar tropen is dat toch weer even wennen. Terugkeren is je weer invoegen in de Nederlandse maatschappij. Het anker uitgooien en hopen dat het goed vastzet. Het begint met landen. “Je hebt toch wel een enkeltje”, was het eerste dat mijn moeder bij aankomst op Schiphol vroeg. Het eindigt met een nieuw gekochte portemonnee vol pasjes. Daartussen zit een hoop verbazing. Om de vrouwelijke zestig plussers ultramodern gekleed in skinny jeans en leren laarzen. Om de overvloedige informatie en de aardigheid waarmee dat soms gebracht wordt (“Sorry, geen dienst”). Om het gestaar op die smartphones of om rastamannen op een (bak)fiets. Om de spiegelschone straten of de stijlvolle nachtelijke belichting van de binnenstad. Je opnieuw verbazen is een heerlijke beleving, hoewel van korte duur. 

‘U bent een immigrant’ 

Bij aankomst destijds in Mali was de basale hardware zo goed als geregeld. Ik had werk, inkomen, was van top tot teen verzekerd en had heel snel een visum en een huis. De rest was niet nodig of ging gewoon vanzelf. Geen registraties of belasting en de taxi betaal je gewoon contant. De Malinese bureaucratie is tenslotte niet meer dan een verzameling willekeurige pesterijtjes afhankelijk van het humeur van de functionaris die je voor je hebt. De sociale software daarentegen moest ik van de grond af optuigen. Terug in Nederland is het precies andersom. Daar waar ik het blik zorgvuldig geconserveerde familie en vrienden zo weer kon opentrekken, had ik nog geen toegang tot het systeem. Hier moet je eerst je hardware op orde krijgen. Zonder inschrijving, registraties en DIGID besta je niet en doe je dus niet mee. Zonder pasjes geen geld, geen toegang tot trein, bus, metro of kantoor, niet verzekerd, geen korting bij Albert Heijn en tegenwoordig ook geen toegang tot de afvalbak. Eerst word je gelabeld. “U bent een immigrant. U moet eerst naar de IND en dan kunnen wij u verder helpen” antwoordt Burgerzaken me per mail. Met die kleine verspreking bezorgt de man me een kortstondige hartverzakking. Als godzijdank blijkt dat ik geen immigrant, maar een remigrant ben, kan ik me met een grote boog om dat abjecte uitsmijtersinstituut heen gewoon inschrijven. Daarna gaan alle ballen rollen. Allemaal tegelijk ook. Ik heb een (tand)arts, apotheek, medische keuring, verzekeringen, gas-, water- en lichtleverancier, kranten- internet- en telefoonabonnement, OV kaart, fiets,  adreswijzigingen en nog veel meer te regelen. 

Mali ligt in Utrecht 

Het meeste gaat meteen goed. Alleen bij de adreswijzigingen ligt de ‘correctiemedewerker’ van Burgerzaken dwars. Mijn woonadres in Bamako klopt niet en Mali staat als een adres in de gemeente Utrecht geregistreerd. Voor een land dertig keer zo groot als Nederland is dat een koloniaal gekleurde uitglijder. Ik was al verbaasd om het bestaan van zoiets als een ‘correctiemedewerker’, maar steigerde pas echt toen die mijn correctieverzoek niet inwilligde, vier weken nodig had om tot dat besluit te komen en een brief van drie pagina’s stuurde om dat toe te lichten. Wellicht moet er een vriendelijk topografisch ansichtkaartje als bijlage bij het bezwaarschrift. 

En dan mijn spullen uit Bamako. Twaalf papieren moet ik aanleveren om die paar dozen te mogen ontvangen. Zeventig mailtjes wisselde ik uit met de dame van het transportbedrijf om het rond te krijgen: arbeidsovereenkomsten en huurcontract in Mali, werkgeversverklaring, verklaring van inwoning, formulier machtiging voor het optreden als direct vertegenwoordiger, aanvraag vergunning vrijstelling verhuisgoederen, contact- en afleverformulier met adres, omschrijving van locatie en situatie van het afleveradres, twee ondertekende goederenlijsten, kopie paspoort met visum en bewijs van inschrijving volgens artikel 65 waarop mijn inmiddels historische adres in Mali staat vermeld. Met bijzondere vermelding van de douaneverklaring waarop je aankruist dat je geen tijgerbotten, kleedjes van apenhaar of een geprepareerde kaaiman, alligator en/of krokodil of andere beschermde diersoorten importeert. Dan neem ik aan dat de twee wormen die na analyse van urine, ontlasting, acht hele buizen bloed, hartfilmpje en longfoto zijn opgespoord daar niet toe behoren. 

Bureaucratische beschaving 

Deel een van het terugkeercircus lijkt volbracht. Eén grote bureaucratische beschavingsbelevenis. Ben weer institutioneel verankerd en in het vizier. Easy op te sporen en na te trekken. Mijn spullen heb ik precies twee maanden na landing mogen ontvangen, met het stof en de spinnen er nog aan. Letterlijk en figuurlijk een beladen moment, want vier jaar tropenleven een plekje geven in een Amsterdams appartement is een hele klus. Dat is meer dan een bamboebed op een klein balkonnetje schuiven. Nu begint het feest pas echt. Maar voordat we gaan inburgeren, neem ik eerst even pauze in een tent. Wordt vervolgd.