Vice Versa / MO* / Afrikanieuws | Peul veehouders in West en Centraal Afrika trekken jaarlijks zes maanden lang met hun kuddes op zoek naar water en weiden voor hun vee. Een eeuwenoude bestaanswijze die onder druk staat. In mei 2013 liep ik een week met ze mee en krijg een unieke inkijk in de lusten en de lasten van de mobiele veehouderij. Met de mooiste foto’s!

Zie hier de fotoserie van mijn trektocht! 

“Is dat een man of een vrouw?” vraagt de voorbijganger, een Peul, die zijn brommertje tot stilstand heeft gebracht. Hij bekijkt me van top tot teen. “Een vrouw” antwoordt mijn wandelgenoot Maso. De man gelooft het niet en ik neig ietwat beledigd op de voorkant van mijn T-shirt te wijzen. Als hij na de gebruikelijke uitwisselingen aanstalten maakt om weer door te rijden, vraagt hij nog even of ik ook melk drink. Ja, natuurlijk. Als je met drie veehouders en een kudde koeien over de Beninese graasgronden loopt, zijn er niet veel alternatieven. We lopen grinnikend door. De weg is nog lang en de dieren zijn ons alweer ver vooruit, niet gehinderd door ons oponthoud.

Maso is een vijfentwintigjarige magere Peul met één oog. Hij spreekt drie woorden Frans en is gehuld in wijde donkere kleding, een hoed en felblauwe plastic schoentjes. Hij is samen met twee andere jongens, Joshua en Adamu, door de familie Sabi Boum ingehuurd om een kudde runderen te begeleiden van het dorp Boukoussera, 380 km ten noorden van Cotonou, tot in buurland Togo en weer terug. Ze zijn al bijna zes maanden onderweg. Ik ben de laatste zes dagen aangehaakt.

De transhumance is de jaarlijkse trektocht die de Peul [1], het grootste veehoudersvolk in West en Centraal Afrika, met hun runderen maken. In het droge seizoen, tussen november en april, trekken grote kuddes uit Sahellanden als Mali en Niger richting de vruchtbare weiden van onder andere Benin, Ghana, Ivoorkust en Togo, op zoek naar water en voedzaam groen. De seizoensmigratie is onderdeel van het agro-pastoralisme, een levenswijze waarbij mobiele veeteelt wordt aangevuld met landbouwbedrijfjes en andere economische activiteiten. De transhumance houdt de savanne schoon van wildgroei, geeft vegetatie de kans zich te herstellen en houdt de dierlijke productiviteit in stand. Het stimuleert handel en via mestcontracten met boeren profiteert ook de landbouw ervan. Het is tevens een uiting van de ‘culturele identiteit’ waarmee de Peul zich uitdrukkelijk onderscheiden van andere etnische groepen.

Spaarrekening

Paul Sabi Boum heeft de voettocht voor me geregeld. Paul is een Peul die ik twaalf jaar geleden leerde kennen, toen hij studeerde aan de universiteit van Benin en ik mijn afstudeeronderzoek in Boukoussera deed. Nu werkt hij voor de organisatie Plan Benin en is eigenaar van een flinke kudde. Een kapitaal dat hij net als zijn vader, broers en neven sinds zijn geboorte heeft opgebouwd en waarmee deels zijn studie is betaald. Paul hoopt dat mijn avontuur een ander perspectief kan bieden in de eenzijdige en veelal negatieve berichtgeving over de transhumance. Het wordt een bijzondere ervaring. De extreme fysieke inspanning wordt ruimschoots gecompenseerd door verse melk, weldadig groen en de beelden van de moederkoe die zich over haar kalf ontfermt. Maar vooral krijg ik een unieke inkijk in de deugden van de transhumance, en problemen zoals ziekte en conflict.

Met zijn motor traceren we zijn kudde. We stuiten er middenin de bossen op. De drie Peul jongens liggen er op hun versleten matten naast. Ze ontvangen ons met melk en gari (gemalen gedroogde cassave) die we uit een kalebas scheppen. Als Paul me grijnzend meldt dat dit vanaf nu de daghap is, realiseer ik me dat mijn maag er aan zal moeten wennen. Hij inspecteert zijn dieren. De S van Sabi Boum is in de koeienkonten gebrand. Ik probeer ze te tellen. Zoals ik niet zomaar verklap hoeveel er op mijn spaarrekening staat, zegt een Peul niet snel hoeveel koeien hij heeft. Ik schat dat we gaan lopen met een vijftigtal dieren, inclusief enkele kalfjes die niet ouder zijn dan een paar weken. Een deel van de kudde is van Paul, een ander deel van zijn neef en veehandelaar Wourahi. Het is niet hun complete kapitaal. Uit voorzorg houden ze hun dieren op verschillende plekken, om risico’s op bijvoorbeeld ziektes te beperken. Een deel blijft in Boukoussera om de achtergebleven familieleden van melk en kaas te voorzien. Eerder maakte ik het splitsen van een kudde van dichtbij mee. Een indrukwekkend tafereel dat gepaard gaat met veel loeiend protest, geren en armgezwaai. Een opstandige stier of een moederkoe die per ongeluk van haar kalf gescheiden wordt, werken niet gauw mee.

Als de runderen zijn geïnspecteerd en de laatste wetenswaardigheden uitgewisseld, worden ze losgemaakt en bijeen gedreven voor het vertrek. Paul gaat weer terug naar kantoor. Hij krijgt een delegatie van de Wereldbank op bezoek. Zowel Paul als Wourahi lopen de transhumance allang niet meer. Het is te zwaar en ze hebben simpelweg geen tijd. Ze huren nu bekwame en betrouwbare jongemannen zoals Maso in om het zware werk te doen. De betaling is in de vorm van een kalf. Een salaris van omgerekend zo’n 350 euro voor zes maanden immense inspanning en een hele grote verantwoordelijkheid. Daarnaast mag Maso de melk gebruiken en verkopen. De eigenaren coördineren het verloop van de tocht met hun mobiele telefoon en op hun motoren. Bij problemen springen ze in. Zoals die keer dat Maso werd opgepakt en drie dagen vastzat omdat hij de koeien over een akker had laten lopen en hij moest worden vrijgekocht.

Teken als een kidneyboon

De dagen beginnen vroeg. Tegen de achtergrond van prachtige paars-rode luchten, staan de runderen één voor één loeiend op. Eén enkeling ligt naast mijn muskietennet. Adamu melkt ons ontbijt voordat de kalfjes worden losgemaakt. Die lagen gedurende de nacht ver van de uiers aangelijnd. Het zoete, lauwwarme en schuimende vocht is een ware weldaad. De rest gaat in een vijf liter bidon die gedurende de dag al klotsend door de zon verzuurt. Dat is niet erg. Met gari en suiker smaakt het prima. Maso gaat teken trekken. Tientallen hebben zich aan achterwerken en onderbuiken vastgezogen. Sommigen zo groot als een kidneyboon. Geen ongevaarlijke klus. Maso verloor ooit zijn oog door de trap van een vermoeide koe die hij zo van teken wilde ontdoen. De slaapmatten worden op een koe vastgebonden en dan gaan we op weg. Ik heb geleerd licht te reizen, maar deze jongens dragen niets meer dan een halve liter water, een bidon melk, een zak gari en een zaklamp. De plastic eetkom omgekeerd op het hoofd. Water om te drinken en te wassen vinden ze onderweg.

Het koeien drijven blijkt een bijzonder zware inspanning. De jongens rennen continue achter afgedwaalde exemplaren aan en delen ferme tikken uit. Ze hebben een indrukwekkend repertoire aan klik-, fluit- en roepgeluiden om de kudde bijeen en vooruit te drijven. De kleine Adamu is niet ouder dan tien, maar verstaat zijn vak. We lopen door al dan niet beschermde bossen, hoge grassen, dichte struiken, over groene weiden en soms door water. Alles behalve de gebaande paden. Zonder twijfel maken we veel meer kilometers dan de berekening op googlemaps doet vermoeden. Eén koe houdt me met een alerte en vijandige blik constant in de gaten. Ze taxeert me als een ongewenste indringer die te dicht bij haar kalf loopt. Als ze me aan wil vallen, krijg ik een stok in handen geduwd: “Il faut bien taper. Flink meppen. Je moet respect en autoriteit verdienen.”

We lopen minstens negen uur per dag. Twee keer lopen we maar liefst twaalf uur. Met de voort grazende kudde is er nauwelijks tijd voor een adem- of lunch pauze: we ploffen hooguit enkele minuten neer onder een boom. Het simpele zinnetje “En yawtu. Kom, we gaan” krijgt dan ook al snel een zware lading. Er is geen kaart, noch een geplande afstand. De duidingen van Maso gaan niet verder dan “C’est un peu loin aujourd’hui. Het is best ver vandaag” of “Il reste un peu. Nog even.” Ik geef me volledig over en schakel elk benul van afstand en tijd noodgedwongen uit. Onderweg komen we regelmatig andere Peul met hun kuddes tegen, waarmee Maso steevast een praatje maakt. Deze ontmoetingen en de uitwisselingen over koetjes, kalfjes, marktprijzen, water- en weidenstanden geven de trek tevens een belangrijke sociale functie. Een jongen sluit met een kleinere kudde bij ons aan. Hij is op weg naar de veemarkt. We lopen tot het einde toe samen op.

We slapen bij familie, waar we altijd worden ontvangen met pap van melk en maïs, een stevig avondmaal en een douche in de open lucht. Languit op de matten onder een open sterrenhemel worden we uitgemolken over onze ervaringen. De keren dat we verdwalen of door een stortbui overvallen, slapen we in de bossen onder een stuk plastic of in een zelfgemaakte iglo van buigzame takken.

Mond- en klauwzeer

Al lopend realiseer ik me dat ik achter de spaarbankrekening van Paul en zijn familie aanloop. Een kudde van vijftig koeien is op de veemarkt al gauw 20.000 euro waard. Het nuanceert het beeld dat de eenvoudige hut van een Peulfamilie een teken van armoede zou zijn. Hun kudde is een levensverzekering, een wandelend kapitaal dat al grazend groeit en aanzien geeft. Dat een half jaar begeleiden is niet zonder risico’s. Zo lopen we onderweg een zieke en verdwaalde koe tegen het lijf. Ze wordt gezocht door twee Peul jongens die we de weg wijzen. Maso wijst me op de geelgroene smurrie in de uitwerpselen van een andere zieke voorganger. Ook onze kudde heeft een zieke koe. Ze is mager en loopt moeilijk. Mond en klauwzeer is een veel voorkomende, uiterst besmettelijke en verzwakkende virusziekte. Hoewel het dier vanzelf geneest en er zelden aan overlijdt, kan het heel veel andere beesten besmetten. In Nederland werden bij een uitbraak in 2001 zo’n 260.000 dieren preventief geruimd wat leidde tot veel ophef en emotie. En dit wandelend besmettingsgevaar loopt gewoon al die kilometers met ons mee. Het wordt me niet duidelijk waarom.

Hoewel een rund normaliter weet bij welke kudde het hoort, kan het altijd kwijtraken, afdwalen of gestolen worden. De twee nieuw aangekochte en nog onwillige dieren kunnen op de vlucht slaan. En als we door bewoond gebied lopen, slaat de hele kudde plots op hol door een wild blaffende hond. We rennen er in alle macht achteraan. Paul vertelt dat ze zo ooit eens een hele kudde kwijtraakten, die ze na een paar dagen pas weer terugvonden. Het is volgens hem één van de redenen dat ze nu met veel kleinere en beheersbare aantallen rondtrekken. Begrijpelijk, één koe kwijt is toch al snel zo’n 600 euro verloren.

Conflicten

We lopen een vertrouwde en redelijk vaste route, die deels langs nederzettingen van familieleden loopt. Dat garandeert de toegang tot weiden en water. Toch lijken we nogal eens te verdwalen, raken we verstrikt of stuiten we op grote akkers of beschermd gebied. We proberen de gretig grazende dieren er met veel moeite omheen te leiden. Dat lukt niet altijd. “Als ze ons zien, vermoorden ze ons”, zegt Maso, als we dwars door een – gelukkig onbewerkte – akker lopen. De dag ervoor passeerden we een man met een jachtgeweer, die ons boos vroeg wat we kwamen doen en later zagen we een wild gebarende boer die ons maande óm en niet óver zijn cassaveveldje heen te lopen. “Die landbouwvelden liggen steeds vaker op onze route en zo verdwalen we”. Precies hier zit de kern van het verhaal dat tegenwoordig de kranten haalt: een kudde kan in een paar minuten het brood van een boer volledig vertrappen. Een voedingsbodem voor conflict, dat soms levens kost.

Begin dit jaar vielen er doden bij incidenten in het zuiden van Benin. Rondtrekkende veehouders uit voornamelijk buurlanden raakten slaags met de lokale boerenbevolking. Autoriteiten en media leggen de schuld veelal bij de Peul. Die zijn niet op de hoogte of houden zich niet aan de afgesproken corridors, oogluikend toegestaan door omgekochte functionarissen. Dat ook boeren de gemaakte afspraken wat betreft akkerverbouw negeren, wordt zijdelings vermeld. Volgens de Minister van Binnenlandse Zaken en Openbare Veiligheid hebben dialoog en bewustmakingscampagnes geen effect gehad. In zijn woorden heeft de transhumance enkel “vernietigende effecten”. Tijd voor harde maatregelen: ‘Operatie Jachtluipaard’ moet militairen en politie inzetten om “degenen die buiten de wet treden onschadelijk te maken.” De plannen en het taalgebruik hebben kwaad bloed gezet bij vertegenwoordigers onder de Peul en intellectuelen in heel West Afrika. Ze zien de repressieve maatregelen als een vrijbrief voor een klopjacht. Het is bovendien in strijd met de afspraken die op regionaal niveau zijn gemaakt. De West-Afrikaanse economische gemeenschap ECOWAS stelde in 1998 een overeenkomst op die vrij verkeer van mensen en dieren tussen lidstaten onder bepaalde voorwaarden goedgekeurde. West Afrika werd een voorloper met het legaliseren van de crossborder transhumance. Het erkende daarmee dat mobiele veeteelt een productieve vorm van landgebruik is die gepromoot en beschermd moet worden. De afspraken hebben zich echter niet vertaald naar goed lokaal beleid in Benin.

Het is wetenschappelijk bewezen dat veeteelt een belangrijke economische waarde heeft. Op de levendige veemarkt wordt er druk gehandeld in breedgeschouderde stieren en bijzondere rassen. In Benin draagt de sector 7-10% bij aan het BNP. Een keten van handelaren, transporteurs, artsen, zuivel- en vleesverwerkers is ervan afhankelijk. De productie van kaas is een belangrijke inkomstenbron voor vrouwen. Zelfs vleesimporten zijn nodig om in de nationale behoefte te voorzien. Niettemin geeft de overheid prioriteit aan modernisering van de landbouw middels intensivering, areaalvergroting en de introductie van inkomensgewassen zoals katoen. Samen met bevolkingsgroei en klimaatverandering heeft dat de druk op natuurlijke waterreserves, bos- en graasgronden – cruciaal voor de veeteelt én akkerbouw – vergroot. Om conflicten te beperken en mobiele veeteelt te reguleren stelde de overheid in 1987 een wet op. Veehouders moesten belasting gaan betalen en speciale transhumance comités, bestaande uit veehouders, boeren en autoriteiten, werden opgericht. Die bleken niet altijd functioneel, te rigide of corrupt. Omdat het pastoralisme veelal wordt gezien als een primitieve levenswijze, verantwoordelijk voor overbegrazing en verwoestijning, stimuleerde de overheid ook vestiging van veehouders. Staatsinstellingen hebben bovendien van nature een diep wantrouwen naar alles waar ze geen controle over hebben. Nomadische groepen horen daarbij. Het gevolg is dat veehouders letterlijk in de marges van de maatschappij bewegen, geplaagd door sociaal politieke marginalisatie, armoede en conflict. Volgens Paul zijn de Peul ook onvoldoende geschoold en georganiseerd om voor hun belangen op te komen. Het zijn de thema’s waar organisaties als SNV en het Duitse GIZ [2] op inzetten. Daarnaast stimuleren zij dialoog tussen veehouders en boeren om een gezamenlijke visie en afspraken rondom gebruik van land en water te realiseren.

Toekomstperspectieven

Mannenzweet, koeienscheten, het loeien, snuiven en gerommel van honderd paar hoeven zijn de dominerende geuren en geluiden tijdens de tocht. De extreme fysieke inspanning geeft geen ruimte voor diepgravende analyses over de toekomst van het pastoralisme. Al lopend observeer ik de dieren die zonder stoppen kunnen urineren, ontlasten, stoeien, melken en de andere sekse bestijgen. Trouwe koplopers lopen steevast voorop. De kalfjes hobbelen er achter aan. Met hun tanige lijven en elegante horens zien ze er gezonder uit dan de vleesfabrieken in onze polders. De tocht komt ten einde op een open veld vlakbij Boukoussera, waar de Sabi Boums een deel van hun kuddes houden. Met gezwollen enkels plof ik languit in het veld neer. Ik kan geen poot meer verzetten. Maso bindt de beesten bij mekaar en geeft ze zout en krachtvoer. Tot het laatste moment verzorgt hij de dieren. Hij wijst me op de volgegeten buiken. Het half jaar heeft ze duidelijk goed gedaan.

Al bijkomend in Boukoussera spreek ik met Paul’s familie over mijn ervaringen. Zijn oudste broer Adamu vreest dat conflicten, ziekten en roof alleen maar toenemen. Hij wil investeren in een stuk grond en de verbouw van veevoer, om de noodzaak van de transhumance in de toekomst te beperken. Het is kenmerkend voor de veerkracht van het pastoralisme, dat zich door de eeuwen heen heeft ontwikkeld en aangepast aan het extreem variabele klimaat in de Sahel. Mobiele veeteelt was een antwoord op periodieke droogtes. Extra voedsel en inkomen in onzekere tijden. Vestiging vraagt extra investeringen en de vraag is of dat rendabel is. Als mobiliteit onderdrukt wordt en natuurlijke graasgronden verdwijnen, wordt een fundament van de veehouderij en akkerbouw ondergraven. Voor Paul is zijn kudde zijn toekomst en zijn pensioen. “Ik kan dit werk niet de rest van mijn leven doen”, zegt hij vanuit zijn kantoor. “Ik investeer in mijn kudde, want dat is mijn toekomst.” 

Grote dank gaat uit naar Paul Sabi Boum, Joseph Sabi Boum en familie die dit avontuur voor mij mogelijk maakten. Daarmee ging een wens in vervulling, die ik sinds twaalf jaar koester. Tevens wil ik Joost Nelen en Henk Nugteren bedanken die documentatie ter beschikking stelde en vanuit hun expertise en jarenlange werk als Senior Advisors Rural Development voor SNV waardevolle input gaven op de reportage.

 

[1] De Peul worden ook wel Fulbe, Fulani of Fula genoemd.

[2] GIZ is de Deutsche Gesellschaft für Zusammenarbeit.