Vice Versa column | In tijden van dalende oplages, ontslagen en een wereldleger aan concurrenten dat mij voorging, ben ik sinds een maand journalist in opleiding aan de Erasmus Universiteit (PDOJ). Veroordeeld tot zelfstandig zonder personeel voor een habbekrats per woord. Leren schrijven voor een lezerspubliek “dat wel wat anders te doen heeft dan jouw stukken lezen.” So what. Als er geen markt is, heb je je hart te volgen.
In tijden van dalende oplages, ontslagen en een wereldleger aan concurrenten dat mij voorging, ben ik sinds een maand journalist in opleiding aan de Erasmus Universiteit (PDOJ). Veroordeeld tot zelfstandig zonder personeel voor een habbekrats per woord. Leren schrijven voor een lezerspubliek “dat wel wat anders te doen heeft dan jouw stukken lezen.” So what. Als er geen markt is, heb je je hart te volgen. Blind, overtuigd, met gevoel voor drama, romantiek en heldendom.
Vlotte pen, vijanden en een roeping
Het begon met een ietwat lullige opdracht. Schrijf een nieuwsbericht over Kleinduimpje in precíes 150 woorden. Sindsdien walsen we met zevenmijlslaarzen door de wereld van de “vierde macht.” In week één zagen we de verfilming van de moord op onderzoeksjournalist Veronica Guerin, in 1996. De Ierse drugsbaronnen, die ze op de hielen zat, vonden haar te bedreigend en schoten haar op klaarlichte dag midden op een druk kruispunt in Dublin dood. Twee weken later volgde een film over televisiejournalist Edward Murrow. Die maakte gehakt van de anticommunistische heksenjacht in het Amerika van de jaren vijftig. Vorige week luisterden we naar het verhaal van journalist Judith Spiegel, vers bevrijd van zes maanden gijzeling in Jemen. Ooit deed ze dezelfde opleiding als wij. Voor onze oefenkrant Randstad Vandaag tikte ik een stuk over de wereldwijde campagne voor de vrijlating van vier journalisten in Egypte. En als klap op de vuurpijl kwam oorlogsjournalist Arnold Karskens gisteren oreren dat we de wereld als onverschrokken helden tegemoet moeten treden, onafhankelijk en zonder angst. Het is duidelijk: een goede roeptoeter heeft een vlotte pen, vijanden én een roeping.
Ondanks die “luie, sacherijnige lezer die jouw stuk niet wil lezen, maar de krant uit wil hebben” (citaat docent), doet de journalist toch dermate belangrijk werk dat hij er elders op de wereld al decennia om wordt vermoord, ontvoerd of vastgezet. Sinds het citaat van ene Anon uit 1937 weten we ook precies waarom: “Nieuws is wat men niet wil dat je print, de rest is reclame.” De Russische Ana Politkovskaya, de Amerikaanse Marie Colvin of de Burkinabe Norbert Zongo onderzochten en schreven over corruptie, oorlogsmisdaden en politieke moorden. Ik herinner me eveneens de Malinese radiojournalist Malick Maiga die twee jaar eerder door jihadisten uit zijn studio werd gesleurd en bewusteloos gemept. Hij had opgeroepen tot protest tegen de bezetting van zijn land. Van Murrow tot Maiga, ze zijn stuk voor stuk helden die ik bijna blind aanbid. Ze namen grote risico’s om onrecht en wereldleed uit de krochten der aardkloot tot op de keukentafel te serveren. En betaalden daarvoor een hele hoge prijs. En zij niet alleen. Check de teller van het Comité voor de Bescherming van Journalisten wereldwijd. Sinds 1992 zijn er 1040 vermoord; sinds 2008 zijn er ruim 450 verbannen, zitten er meer dan 200 gevangen en zijn er tientallen vermist. Voor zover we op de hoogte zijn, uiteraard.
Zoetzuur van het vak
“En jij denkt zeker dat jij…”, zie ik de lezer nu denken. Nou nee. Karskens kan me nog meer vertellen, maar ik heb niet de illusie de Mandela’s van mijn vak te kunnen evenaren. Ik ben overtuigd van het nut van mijn pen, maar het nieuwsdier is nog maar net geboren. Mijn journalistieke helden zijn het geromantiseerde roomsausje over het zoetzuur dat me in dit vak vermoedelijk te wachten staat. Zoals de berichtplicht over een (huwelijks)sprookje omdat de lezer of de redactiechef dat vraagt. In precíes 150 woorden en afgeleverd vóór het middaguur. De volhardende, maar o zo irritante bromvliegjournalist moeten spelen. En deel uitmaken van een drammerige zwerm microfoons en camera’s in speciaal daarvoor gemarkeerde vakjes. Ingepakt door het mantra “in elk persoon zit nieuws”, waardoor ik nooit meer autistisch in de trein of op de fiets kan zitten. Afgescheept of opgescheept worden met “het verderfelijke soort” (citaat!) der persvoorlichters en woordvoerders. Sloten koffie drinken en bijna gehoor geven aan het gouden advies: “Ga roken, dan doe je de meeste contacten op.” Overhoop gelopen worden door steeds weer nieuwe digitale sociale media, met rampzalig uitzicht op de komst van de googlebril. En ik onthoud, een journalist maakt geen vrienden en gaat door de deadlinedruk eerder dood.
Maar ik vind het helemaal leuk. Met grote gedrevenheid laat ik mij inwijden in het journalistieke vak. Van het praktiseren van de patatzaktheorie van het nieuwsbericht tot het verwerken van een niet te stuiten hoeveelheid nieuwsbronnen per dag. Over zeven maanden krabbel ik de kribbe uit. En is de wereld weer een roeptoeter rijker.