Column Vice Versa | Een moderne straatlantaarn op zonne-energie. Daar zag ik het ding in eerste instantie voor aan, toen de stoep ervoor werd opengebroken en de flat tegenover met een meterslange zendingsmast werd beplakt. Algauw bleek het geen straatlantaarn, maar een bewakingscamera te zijn. Pal voor het raam van mijn appartement op één hoog in Amsterdam-Noord is een buurtgluurder geplaatst.
Een moderne straatlantaarn op zonne-energie. Daar zag ik het ding in eerste instantie voor aan, toen de stoep ervoor werd opengebroken en de flat tegenover met een meterslange zendingsmast werd beplakt. Algauw bleek het geen straatlantaarn, maar een bewakingscamera te zijn. Pal voor het raam van mijn appartement op één hoog in Amsterdam-Noord is een buurtgluurder geplaatst. Omdat er in de flat tegenover, las ik op het net, één van de tien meest overlast gevende families van de stad huis hield. Een familie die volgens burgemeester Van der Laan een metersdik dossier van jaren overlast, intimidatie en criminele activiteit op de kerfstok had. Ik had het niet meteen gezocht achter die slenterende langharige zonnebrillen in de straat, maar ik woonde er ook pas een maand.
De woning is inmiddels ontruimd en de ramen zijn met metalen platen dichtgetimmerd. De familie is in een ‘asowoning’ op het Zeeburgereiland geplaatst. Een ‘kippenhok’ in hun eigen bewoordingen. Een ‘beveiligde vrijstaande twee-onder-éénkap woning’ volgens een lollige lokale tv verslaggever. Het ‘probleem’ is verplaatst naar de overkant van het IJ, maar de bewakingscamera is niet meeverhuisd. Daar kijken we tot en met de Kerst nog met zijn allen tegenaan. En de camera kijkt naar ons. Ik ga daarbij uit van het ergste. Vers geremigreerd na vier jaar tropen heb ik geen notie van de capaciteiten van de moderne bewakingsapparatuur, maar het naar beneden gerichte glazen oog doet vast meer dan het filmen van die vier stoeptegels. Het zou me niet verbazen als inmiddels elke veeg of vlieg op mijn woon- én slaapkamerraam is geregistreerd en opgestuurd.
Personal space
Natuurlijk had ik het op prijs gesteld als de gemeente me tussen de belasting-, gas- en waterbrieven ook van de komst van de camera op de hoogte had gesteld. En natuurlijk vraag ik me af welke beelden inmiddels de ether in geslingerd zijn, op wiens bord ze liggen en wat die ermee heeft gedaan. Maar ik heb werkelijk geen idee. En gek genoeg heb ik, kritisch wereldburger, ook nog steeds geen verhaal gehaald over het waarom en hoe lang van de camera. Ik schuif er gewoon een gordijntje voor. Of daag het met een middelvinger en een dansje uit. En let erop niet in mijn blootje door het huis rennen. Het ding schurkt tegen mijn personal space, maar ik heb het gewoon geaccepteerd, in het geloof er volgend jaar vanaf te zijn. En omdat ik weet dat het erger kan.
Bijna vier jaar woonde en werkte ik als ontwikkelingswerker in de tropen, als bijna enige witte in een volkswijk ergens in West Afrika. Dat ging niet onopgemerkt. Dagelijks werden al mijn bewegingen geobserveerd en beoordeeld. Niet door een glazig cameraoog, maar door tientallen buren en voorbijgangers. Gewoon uit nieuwsgierigheid naar en zorg voor die vrouwelijke witbol. Die sociale controle had zijn voor- en nadelen uiteraard. Net als ik zou een overlast gevende familie daar nooit jaren ongestoord zijn gang kunnen gaan. Iets teveel Grote Broers in de buurt. Met andere woorden, ik ben het gewend in het vizier te staan. En dus kan die brutale aap voor mijn raam er ook nog wel bij. De buurt lijkt ook overlastvrij, dus wie weet maakt het zijn missie waar.
Onschuldige paddenstoel
De bewakingscamera is bovendien maar een onschuldige paddenstoel in het ondoorzichtige woud van de hedendaagse controlestaat. De door klokkenluiders en onderzoeksjournalisten opengetrokken beerput leert ons dat het echte surveilleren tenslotte digitaal en niet op straat gebeurt. Inlichtingendiensten registreren ons hele online gaan en staan in gigantische databases. Dankzij de bewaarplicht-wet 225 keer per dag wordt vastgelegd waar we zijn en met wie we bellen. Toegankelijk voor politie en justitie als die dat “in naam van de veiligheid” nodig achten. Dat wéten we, de kranten staan er bol van en toch zitten we dat systeem in onze surfobsessies vrolijk te voeden. Zolang ik daaraan meedoe en niet uit zelfbescherming besluit levenslang offline te gaan, heeft het weinig zin me druk te maken om de buurtgluurder. Of nog erger, gehoor te geven aan de neiging het ding met een geblinddoekte auto en afgeplakt nummerbord de stoep uit te rammen. Dat zou symptoom bestrijdend burgeractivisme zijn.
Als werk- en/of missiezoekende wereldburger sluit ik me dan beter aan bij de burgerbeweging die strijdt voor goede wetgeving op bescherming van privacy, persoonsgegevens, online communicatievrijheid én die van klokkenluiders en journalisten. Want net terug uit de tropen vind ik – en velen met mij – de hele Snowden-story en de daarbij behorende intimidatie van collaborerende journalisten (en familie) het meest stuitende en angstaanjagende nieuwsbericht. Een onomwonden bewijs dat het schenden van mensenrechten gewoon om de hoek gebeurt.
Al met al heeft de onaangekondigde komst van de bewakingscamera – net een maand na mijn landing – bijna iets symbolisch. Een speciaal bienvenue met een boodschap voor de nietsvermoedende remigrant. Zes maanden een buurtgluurder in je blikveld, zodat je het in je oren knoopt: “Ook hier sta je in het vizier.”