Reportage uit een Amsterdams Repair Café | Of het nu een losgeraakte fietsspaak, een vastgelopen lijmpistool, naaimachine, printer, stofzuiger, senseo-apparaat of een kapot schommelpaard is. “Als het lukt, krijgt alles hier een tweede leven. Verslag van een middag repareren in een Amsterdams buurthuis. En de strijd van een onverzettelijke vrijwilliger met een weerbarstige oude föhn.
Of het nu een losgeraakte fietsspaak, een vastgelopen lijmpistool, naaimachine, printer, stofzuiger, senseo-apparaat of een kapot schommelpaard is. “Als het lukt, krijgt alles hier een tweede leven. Laatst bracht iemand een broodrooster. Daar kwamen twee dooie muizen uit.” Verslag van een middag repareren in een Amsterdams buurthuis. En de strijd van een onverzettelijke vrijwilliger met een weerbarstige föhn van twintig jaar oud.
Reparateur Tonke, met bretels en wild springerig haar tot op de schouders, had de printer van een klant in tien minuten gefikst. ‘Er was wat tussengevallen. Heb ik er effe uit gehaald.’ zegt hij droog, dertig centimeter lange schroevendraaier in de hand. ‘Dat is fijn, want de laatste paar keren waren het open eindjes.’ Omdat het ‘natuurlijk’ niet altijd lukt weer iets aan de praat te krijgen. Het is woensdagmiddag net na tweeën, maar het Repair Café lijkt al uren open. Er heerst een gezellige drukte. Nan bedient een naaimachine. Kim zit achter de computer. John sleutelt aan een fiets. Tonke en Theo zijn de techneuten. De reparateurs zitten aan vier blankhouten tafels, omringd met dozen vol snoeren, onderdelen en heel veel gereedschap.
Reparatiebereidheid
‘De reparatiebereidheid van mensen is hoog’, licht Tonke toe. ‘Tot het omslagpunt. Dat snap je toch wel.’ Op een papiertje tekent hij het even uit in een grafiek met een dalende curve. Maar voor hij dat goed en wel weet uit te leggen, staat de volgende klant al voor zijn neus. Een vader, met kind. En een kapotte donkerblauwe föhn. ‘Hé, jou ken ik!’ roept Tonke hem toe. De mannen raken aan de praat en de föhn wordt doorgeschoven naar reparateur Theo. ‘Die krijgt hem wel open.’ En dan: ‘Theo hoort bij het meubilair. Moet je ook effe mee praten.’
Theo, voormalig ‘autotechnisch ingenieur’ (‘zijn er maar tien van op de wereld’) is nu Mr. Repair Café, reparateur van het eerste uur, betrokken bij vier Repair Cafés in Amsterdam. Hij is kalend, draagt een bril en een grasgroene sweater boven een spijkerbroek. Theo verklaart het plezier in het werk: ‘Je weet om twee uur niet waar ze om vijf over twee mee aan komen zetten, hè.’ Met een boor probeert hij de föhn open te krijgen.
Lekker knoeien
De vaste reparatiemiddagen van het Repair Café zijn een succes. Het concept heeft zich sinds 2009 op meer dan tweehonderd andere plekken in Nederland ‘gerecycled’, zegt coördinator Hannah. En ook in het buitenland slaat het aan. ‘We krijgen hier zelfs journalisten van Al Jazeera op bezoek.’ Bij binnenkomst krijgt de klant de huisregels en een nummer toegeschoven. Het knalroze potje is voor een vrijwillige bijdrage ‘voor de koffie en de koekjes’. Marion, middelbare leeftijd, keurig gekapt met roze gepoederde wangen, verwijst de klant vervolgens naar de juiste tafel. ‘Samen repareren, dat is het concept’ licht Hannah toe. ‘De reparateurs bieden advies of een helpende hand. Het is niet de bedoeling dat we professionele fietsenmakers hun werk afnemen.’ En de verantwoordelijkheid ligt volledig bij de klant. ‘Maar niet iedereen snapt dat. Misschien moeten we die huisregels eens in het Arabisch vertalen,’ zegt de receptioniste, haakwerkje in de hand. ‘Ja, of zo’n man leert gewoon Nederlands,’ zegt Hannah, doelend op een boze klant van enkele weken terug.
De meeste reparateurs zijn met pensioen, hebben hun werk verloren of zitten in de bijstand. ‘Hier kom je erachter wat mensen allemaal nog in huis hebben.’ zegt computerkundige Kim terwijl ze tegen haar hoofd tikt. ‘En hier gebeurt het repareren nog gedegen. Een fabrikant wil natuurlijk liever dat je een nieuw apparaat koopt.’ Ze knikt naar Theo. ‘Die doet alles. Weet zoveel van techniek.’ Theo heeft inmiddels al drie verschillende boren in de föhn gezet, maar het ding wil niet open. Hij gaat er bij staan. ‘Effe BG nu. Bruut Geweld.’ Hij zet z’n gewicht op de föhn met weer een nieuwe boor. Vruchteloos. Theo loert in het gat waar een onwillige schroef stevig blijft zitten. ‘Soms komen ze aanzetten met van die Taiwan-dingen, terwijl je bij de Action voor 2 euro weer een nieuwe kan kopen,” zegt reparateur Rai, Theo’s strijd met aandachtig gadeslaand. De föhneigenaar werpt af en toe een taxerende blik op Theo, maar vermaakt zich prima met Tonke. ‘Gezellig toch.’ Theo grijnst. En zegt dan met een knipoog: ‘Ik was ooit ook belastingconsulent. Dit is een beetje hetzelfde. Lekker knoeien.’
Repair Cafe-vriendschap
De sociale functie van het Repair Café is minstens zo belangrijk. ‘Soms komen mensen gewoon voor een praatje of een kopje koffie. Nemen ze meteen een kapot kledingstuk mee.’ Tijdens de reparaties wordt heel wat gekeuveld. Twee van de reparateurs kennen elkaar van het Repair Café en zijn volgens Hannah altijd samen. ‘Die twee daar, die hebben een echte Repair Café-vriendschap. Zo leuk om te zien. En de één leert de ander Nederlands.’ Ook Kim benadrukt de gezelligheid. ‘Zo kom je je huis nog eens uit.’ Dan buigt ze en fluistert: ‘Maar er zijn ook klanten die dit misbruiken. Twee weken geleden nog, kwam er zo’n dame met een kapotte dure fiets. De mannen hebben er de hele middag aan zitten werken. Zit zij in geuren en kleuren te vertellen welke verre reizen ze allemaal gemaakt heeft. En wat doet ze in het potje? Eén euro dertig.’ En sommige klanten komen zo vaak, dat het verdacht wordt. ‘Die houden zich niet aan de huisregels. Hebben ze spullen bij het grof vuil gevonden, komen ze dat hier droppen en om vijf uur weer ophalen. En dan verkopen. Maar da’s niet de bedoeling hè. Je moet er ook zelf wat van opsteken.’ Toch overheerst de voldoening. ‘Het is gewoon een leuke middag lekker klessen. En het geeft ook het gevoel dat je nog eens wat kan betekenen. Vorige week was hier een klein oud vrouwtje, met zo’n vooroorlogse transistorradio. Hebben we gerepareerd. Dat is toch fantastisch! En zo mooi te zien hoe blij dat besje was.’
De middag vliegt voorbij. Tegen vijven loopt het langzaam leeg. Vrijwilligers ruimen de boel op. Om tien over vijf zit Theo nog steeds met zijn boor in de föhn te poeren. Donkerblauwe plastic flinters zitten op zijn spijkerbroek en op zijn hoofd. ‘Is die niet rijp voor de vuilnisbak?’ roept Kim. ‘We werken van twee tot vijf!’ Theo laat zich niet onder druk zetten. Het engelengeduld van de klant lijkt onaantastbaar. Om half zes ligt de föhn plots open. Het buurthuis is nu bijna leeg. ‘Ik dacht al dat het snoer kapot was. Een kwestie van even inkorten. Met de föhn is niks aan de hand’ zegt Theo, terwijl hij de spanning meet en het snoer doorknipt. Hij laat me de uiteindjes zien. ‘Zie je, hier is het zwart.’ De föhn weer dichtkrijgen is ook nog een hele toer. Theo gebruikt er tweedehands schroeven voor uit een doos met gerecyclede spullen. Om zes uur is de föhn gemaakt. En de eigenaar zeer in zijn nopjes.
Dit artikel schreef ik gedurende de opleiding journalistiek in 2014