Vice Versa Leert Over Inclusie – column Sierra Leone | ‘Hi, how’s the body’. Met een scheef oog naar de migrerende huidaandoening op mijn kuit, antwoord ik grijnzend ‘fine’. De jongen die me in het voorbijgaan begroet, realiseert zich niet dat hij me zojuist aan een perfecte openingszin geholpen heeft.

Hi, how’s the body”. Met een scheef oog naar de migrerende huidaandoening op mijn kuit, antwoord ik grijnzend “fine”. De jongen die me in het voorbijgaan begroet, realiseert zich niet dat hij me zojuist aan een perfecte openingszin geholpen heeft. Het is de laatste dag van mijn hoogstwaarschijnlijk laatste dienstreis in Sierra Leone en ik had mijzelf een paar uur vrij gegeven om de sferen van Freetown nog even op te snuiven. Met het verzoek op de valreep voor dit stuk, bleek dat een vervlogen wens. In plaats van aan de wandel op het strand, bevind ik me in gesprek met Mohamed Jalloh, receptionist van de Duitse ontwikkelingsorganisatie GIZ, oorlogsslachtoffer en medeoprichter van Flying Stars A.F.C., Sierra Leone’s Amputee Football Club

Mohamed maakt zonder problemen tijd vrij voor een – begrijp ik – zoveelste interview over zijn oorlogsverhaal en het daarna. Hij verloor een onderbeen nadat hij als vijftienjarige jongen op de vlucht voor de rebellen, middenin de nacht en in de bush, op een mijn was gestapt. Hij vertelt hoe moeilijk het was om na de oorlog de draad weer op te pakken. Hij kon school niet voortzetten en had geen baan. Tegenwoordig gaat hij met een prothese door het leven en zijn doorzettingsvermogen hielp hem aan een baan bij GIZ. Mohamed en lotgenoten richtten de voetbalclub op “om de frustraties en negatieve gedachten opzij te zetten. En dat men ons eens anders zou zien”. Diverse teams over het hele land verenigen jongeren die in de oorlog een ledemaat verloren. Én die mentaal de kracht hebben om weer wat van het leven te maken. Ze spelen elke zondag op het strand. Een beetje googlen leert dat ze regelmatig in de schijnwerpers staan.   

Ik bespied zijn loopje als hij koffie haalt, maar er niets aan hem te zien. Toch benadrukt Mohamed hoe moeilijk het is om met een handicap in Sierra Leone te moeten leven. Dat geldt voor geamputeerden, maar net zo goed voor iemand met polio. Ze voelen zich als outcast behandeld. Compensatie door de overheid blijkt tot de dag van vandaag een loze kreet. Velen hebben geen werk en zijn aan de bedelstaf. Ze leven in bepaalde delen van de stad, dat hun opmerkelijke afwezigheid in het straatbeeld verklaart. Precieze aantallen zijn niet eens bekend. Op mijn vraag hoe het kan dat er zo weinig compassie is in een samenleving zo collectief door oorlog getekend, antwoordt hij dat het al moeilijk is om met een ‘complete body’ aan het werk te komen. Sierra Leone kampt inderdaad met een giga werkloosheidsprobleem. Reken uit wat dat betekent voor mensen met een handicap. 

Mohamed oogt een vriendelijke jongen, maar door zijn zachte stem spreekt een bittere ondertoon. Ik vraag me af hoe de moraal is bij hen die de kracht van deze jongen ontberen. Het gesprek staat bovendien in schril contrast met de dynamiek van de bezoeken ervoor. Ik voel iets van een paradox. Sierra Leone is een extreem arm, maar vredig, stabiel en vriendelijk land. Ze stijgt gestaag op de HDI. De recente verkiezingen zijn geprezen. Sinds de burgeroorlog een decennium geleden ten einde kwam, wil men niets liever dan vergeten en vooruit. En ICCO vaart daarin mee, oriënterend op een nieuwe koers en nieuwe kornuiten. Van conflict transformatie naar duurzame economische groei. Toch leeft de herinnering voort. In gesprekken duikt de oorlog nog altijd op. En bij elke ontmoeting vraag ik me weer af wat die persoon achter de kiezen of op zijn kerfstok heeft. Om vervolgens over te gaan tot de orde en uitdagingen van de dag. Ook geen kattenpis. Na een week partnerbezoeken vol visie, drijfveren en ondernemerschap, wijst het gesprek met Mohamed me weer even op de feiten: de oorlog heeft iedereen voorgoed gemarkeerd. Hoe gaan we daarmee om in ons nieuwe ontwikkelingsprogramma? Disability mainstreaming of toch iets meer? Geef daar maar eens handen en voeten aan.