Vice Versa | Mensen met een beperking worden nu beter gehoord, zegt vertrekkend directeur Kees van den Broek van het Liliane Fonds. Maar vergeet het vakmanschap niet.
Volgens mij heb ik als kind ooit gefietst voor ‘jullie’ kinderen in Burkina Faso.
‘Dat zou zomaar kunnen. We organiseerden jarenlang zulke sponsorfietstochten, met veel opbrengsten en positieve naamsbekendheid tot gevolg. Eigenlijk hadden we nooit ermee moeten stoppen, maar de organisatie ervan kostte ontzettend veel tijd. Elk jaar werd dat evenement groter, zaten we met heel het kantoor weken voor te bereiden.’
Hoe kijkt u terug op de afgelopen dertig jaar?
‘Het pionieren, het opbouwen en vormgeven van een toen nog kleine organisatie was fantastisch. Ik begon bij het Liliane Fonds toen disability net opkwam, in het kielzog van de basisgezondheidszorg. Organisaties beseften dat ze iets ermee moesten doen. Sindsdien is er veel veranderd voor mensen met een beperking; de zorg is verbeterd en er is veel meer overleving. Al blijft er nog veel te doen. Negen van de tien kinderen gaan naar school, maar nog steeds zitten negen van de tien kinderen met een handicap thuis.’
Voordat Kees van den Broek, boerenzoon uit een orthodox milieu en ‘bottenkraker’ (manueeltherapeut) van beroep, in 1988 bij het Liliane Fonds terechtkwam, werkte hij ruim zeven jaar als fysiotherapeut in Zuid-Afrika. Een regio waar veel mensen als gevolg van polio ‘kruipend door het leven gingen en hun tijd doorbrachten in een hoek van hun huis’, vertelt Van den Broek in zijn kantoor in een voormalig klooster in het centrum van ’s-Hertogenbosch. ‘Niemand keek daarvan op of bracht ze naar een kliniek. Er was gewoon geen revalidatie.’
Handicaps werden in die tijd vooral medisch benaderd. ‘Maar ik zag ook de sociale gevolgen van het leven met een handicap. Daarom hield ik me bezig met werk en toilettenbouw.’ Van den Broek leidde revalidatiewerkers op, richtte orthopedische werkplaatsen in en begon winkeltjes in cola en melkpoeder, waar mensen met een handicap werkten voor de lokale markt. ‘Dat heet nu sociaal ondernemen.’
Terug in Nederland, bij het Liliane Fonds, waar hij als hoofd hulpverlening en adjunct-directeur begon, kon hij die kennis goed gebruiken. De organisatie – in 1980 opgericht door Liliane Brekelmans-Gronert, die zelf polio had – was de vrijwilligersfase voorbij en zocht vaste krachten. ‘In een tijd dat de concurrentie groot was en de fondsen opdroogden’, blikt Van den Broek terug. ‘Voor veel organisaties was het blinken en verzinken in die tijd.’ In 2006 werd hij directeur. Nu helpt het fonds jaarlijks tussen de negentig- en honderdduizend kinderen in dertig Afrikaanse, Aziatische en Zuid-Amerikaanse landen.
Lees hier het hele interview en andere artikelen op Vice Versa.
Dit artikel is onderdeel van een serie over inclusie van mensen met een handicap in ontwikkelingslanden.