Vice Versa column | Mali huist flink wat Nederlanders met een eigen project, het zogeheten ‘particuliere initiatief.’ Miriyawalé is een laagdrempelig wijkcentrum in de Malinese stad Sikasso waar ook lol wordt gemaakt. Oprichter Janette: ’Je moet luchthartig kunnen helpen, anders ben je al snel een last.’

Mali huist flink wat Nederlanders met een eigen project, het zogeheten ‘particuliere initiatief.’ Miriyawalé is een laagdrempelig wijkcentrum in de Malinese stad Sikasso waar ook lol wordt gemaakt. Oprichter Janette: ’Je moet luchthartig kunnen helpen, anders ben je al snel een last.’ ​Ik bracht er een bezoek. 

’We hebben ook 2 ezels! Moeder en zoontje.’ Janette zit op een houten bankje, te wachten naast de frietpan. Hemdje en luchtige broek aan, het lange haar in een slordige staart. Op de veranda drinkt een groepje jongens thee. Ik krijg een kamer toegewezen, mag douchen en meteen aanschuiven. Na een lange busrit en dwalen in het donker van het Malinese stadje Sikasso, op zoek naar Janette’s huis annex wijkcentrum Miriyawalé, beland ik in een warm nest. ’Bereid je voor’, waarschuwt Janette, ’Morgen krioelt het hier van de vrouwen en kinderen.’

In blauwe en roze schortjes zit een twintigtal kleine Malineesjes driftig te tekenen, aan twee lage houten tafeltjes, midden op het omheinde erf van het wijkcentrum. Een handvol nog kleiner grut speelt op een mat op de veranda, onder het oog van een jonge Malinese moeder. Janette schuifelt er tussen, roept hier en daar wat in het Bambara. De muren hangen vol kleurige kindertekeningen, overal ligt speelgoed.

’s Middags komen de garibouts, jongetjes die door hun koranleraar de straat op worden gestuurd om om geld en voedsel te bedelen. Op hun blote voeten en als schoffies gekleed, schuifelen ze verlegen binnen, op zoek naar de voetbal. Of om op de veranda televisie te kijken, terwijl klusjesman annex schoonmaker hun kleine wondjes verzorgt. Hip geklede tieners lopen in en uit. Ze helpen een handje mee, doen boodschappen. Een enkeling lijkt bijzonder geïnteresseerd in Linda, een Nederlandse stagiaire die sport- en theateractiviteiten organiseert.

Schuwe, wilde beesten

Miriyawalé is een bijna zeven jaar oud sociaal-cultureel activiteitencentrum en de vrucht van een liefde tussen een Nederlandse jongerenwerker, en ICT’er, Janette de Haas, en de Malinese kunstenaar en musicus, Abou Camara. Abou had 21 jaar in Nederland gewoond en gewerkt en keerde in 2008 terug om wat voor zijn land te doen. Maar na drie jaar overleed hij aan malaria (’We hebben hier heel wat drama’s meegemaakt’). Sindsdien is de dagelijkse leiding in handen van Janette en pleegzoon Jop.

Miriyawalé is een vrolijke vrijplaats waar kinderen en jongeren kunnen leren en spelen, ‘en fouten maken’, zegt Janette, ’want dat mogen kinderen in Mali niet.’ Door de stress van armoede staat het Malinese zorg- en opvoedsysteem op ontploffen, zegt ze. ’Elke dag weer brood op de plank zien te krijgen, dat legt een zware druk op mensen.’ Veel kinderen worden aan hun lot overgelaten. Van hen hebben de zwervende garibouts het het zwaarst. Janette: ‘Op straat geldt het recht van de sterkste. Dat heeft van hen schuwe, wilde beesten gemaakt. Ze staan bloot aan misbruik en mishandeling. Veel straatkinderen gaan ook gewoon jong dood. Het is niet fraai wat hier gebeurt, hoor.’ Miriyawalé biedt hen zorg en een veilige plek, een steuntje in de rug, voor de toekomst.

’s Middags wordt er tijdens de inloop gesport, gespeeld, gemusiceerd, geleerd: computer- en alfabetiseringslessen gegeven. Via theater wordt er voorlichting over veilig vrijen en, toen uitbraak in Mali dreigde, ebola, gegeven. In een bijgebouw krijgt een handvol vrouwen naailes, alfabetisering of computerles.

En, niet onbelangrijk, er wordt gefeest. ’Dat moet ook’, zegt Janette. ’Alleen maar armoede, ziekte en dood. Dat is niet te doen. Je moet ook plezier hebben, je kunnen uitleven en momenten van geluk beleven.’ Dan wordt er gedanst, gerapt, of een quiz gehouden. ‘En dan winnen ze een tandenborstel of een boek.’ De aangrenzende opslagruimtes staan vol met instrumenten en feestmateriaal. In een kleine ‘studio’ aan huis wordt gerepeteerd en muziek opgenomen.

Armoede maakt lelijk

Niettemin staan Janette en Jop dagelijks voor ’heel wat puzzeltjes en uitdagingen.’ Van plannen en afspraken houden ze in Sikasso niet, zegt Janette. ‘Er is altijd wel iemand die niet op komt dagen, alles gaat stuk, er zijn constant zieken en veel sterfgevallen. Armoede maakt lelijk.’

En Miriyawalé draait op giften en een enkele subsidie. Veel geld is er niet. En dus werken er alleen vrijwilligers. Een welkome steun in de rug, maar waar je af en toe ook je handen vol aan hebt, meent Janette. ’Vrijwilligers, vooral buitenlandse, komen om te helpen, maar zitten zelf ook vol vragen en onzekerheden, zodat ze nogal eens tegen zichzelf oplopen. Het is goed voor hun eigen ontwikkeling en dan minder een bijdrage voor het centrum.’

Laagdrempelig werkt

Miriyawalé moet eigenlijk drempelloos zijn. Iedereen is er welkom, ‘mits ze zich aan de regels houden. Het centrum is van de deelnemers, ze moeten het zelf beheren.’ Dat betekent de voetbal terugbrengen, het erf vegen en op tijd komen bij karateles. ‘Een vraaggericht wijkcentrum werkt overal, hier in Mali, of in Nederland’, vindt Janette. Mensen zijn overal hetzelfde, ze willen plekken om samen te komen. Goede krachten bieden kansen, delen hun kennis, dat wordt altijd aangegrepen. ‘Een respectvolle open houding. Heldere regels en humor zorgen voor de rest.’

Miriyawalé werkt samen andere instellingen in de stad zoals radio “la voix de jeunes”, gezondheidsklinieken en scholen. Theatervoorstellingen in de klas, een artistieke scholencompetitie, samenwerking over de inhoud van voorlichting en doorverwijzen. Soms levert de openheid ook nog wat op. Zo brengt een groep Duitse soldaten die in Sikasso zijn vanwege een trainingsmissie, wekelijks een doos overgebleven rantsoen, sinds ze ooit per toeval op Miriyawalé stuitten.

Veel van de ’kansloze’ Malinese jongeren die een tijd bij Miriyawalé vrijwilliger zijn geweest, hebben nu werk, bij een elektriciteitsbedrijf, apotheek, als chauffeur of als schoenenverkoper. Maar Janette is bescheiden. ‘Miriyawalé is maar een centrumpje’, waarvan ze hoop dat het anderen inspireert en laat zien dat sociaal-cultureel werk helpt de menselijke ontwikkeling te bevorderen. Wat haar betreft komen er ‘overal in West-Afrika’ soortgelijke jongerencentra, die bovendien met elkaar samenwerken.

‘Denk niet dat je alle problemen op kunt lossen. Je moet hard werken, vrolijk zijn, luchthartig kunnen helpen, samen met de mensen leven en tegen teleurstellingen kunnen. Anders ben je een last voor de Malinezen.’ En je moet zéker niet gaan helpen om een gat bij jezelf te vullen, voegt ze stellig toe. ‘Dat veroorzaakt alleen maar teleurstelling.’ Jaarlijks gaat ze ook drie maanden weg. Express. ‘Want het hoogste goed is jezelf hier overbodig te maken.’