Column uit het boek Bamako Bonjour! | ‘Hey, my girlfriend, how are you doing?’ De onverwachte opmerking van een Ghanese partnerorganisatie aan de telefoon doet me in de lach schieten. Vriendin? Wij zijn al jaren getrouwd! Het partnerrelatiebeheer is een uiterst uitdagend vak. Vergelijkbaar met een stormachtig huwelijk van een multicultureel koppel dat van de bijstand leeft.

“Hey, my girlfriend, how are you doing?” De onverwachte opmerking van een Ghanese partnerorganisatie aan de telefoon doet me in de lach schieten. Zijn collega deelde me ooit mee dat hij me ontzettend miste. Daar waar de genderspecialisten in dit vak dat ‘girlfriend’ ongetwijfeld zouden bestempelen als een uiting van disrespect voor de vrouwelijke ontwikkelingswerker, probeer ik het maar met humor te relativeren. Vriendin? Wij zijn al jaren getrouwd! Het partnerrelatiebeheer is een uiterst uitdagend vak. Vergelijkbaar met een stormachtig huwelijk van een multicultureel koppel dat van de bijstand leeft.

Partnerschap vormt het fundament van onze organisatie. Het relatiebeheer is het hart van mijn werk. Mijn portfolio bevat zo’n twintig partnerrelaties: merendeel gedreven heethoofd en een enkel hoofdpijndossier. Het dient een tweeledig doel: versterken van het maatschappelijk middenveld en armoedebestrijding. Relaties tussen ICCO en lokale maatschappelijke organisaties worden middels een contract bestendigd waarin resultaten, rollen, rechten en plichten van beide partijen voor een bepaalde periode juridisch worden vastgelegd. Wij financieren, makelen, faciliteren en versterken. Zij leveren en verantwoorden. Een donor-ontvanger relatie, die is gebaseerd op de principes respect, gelijkwaardigheid, verantwoording, en vooral een gezamenlijk opgaan in de strijd tegen onrecht.

ICCO heeft een verleden van langdurige relaties. Met institutionele steun, training en advies zijn van oorsprong kleine clubs verworden tot organisaties met een stevige stem, die op de hoogste niveaus meepraten, nu meerdere donoren hebben, of zelfs een betere administratie dan wijzelf. Er zijn partners die zijn bedreigd of gevangen gezet vanwege hun werk. Anderen ‘leveren’ ministers en de alom bejubelde Braziliaanse ex-president Luiz Inácio Lula da Silva schopte het van schoenpoetser tot topman van een door ICCO gesteunde vakbond. Nu de grootste van heel Zuid Amerika. ICCO heeft partnerschappen van twee, drie of zelfs vier decennia. Een imposant harem waar uiteraard een lieve duit aan is besteed.

Als jonge hond heb je een flinke kluif aan dit soort clubs. Dat gelijkwaardig partnerschap op papier kan in praktijk worden uitgevoerd door een jonge, vrouwelijke programmamedewerker en een grijzende directeur van een organisatie die al bestond toen de eerste nog niet geboren was. Zelfs de relatie kan jaren ouder zijn. Dit soort organisaties is niet alleen gevestigd, stabiel en erkend, maar denken ook een batterij rechten te hebben opgebouwd. Een illusie die soms leidt tot een stuitende zelfverzekerdheid én dit soort mails op je bord: “Wat zijn jullie plannen dit jaar en hoeveel budget krijgen we?” De bijlage met een goed uitgewerkt plan als antwoord op een scherp gedefinieerd armoedeprobleem “komt dan nog”. Wil je dat veertigjarig oud tij keren en vervangen door jong en innovatief vanwege wat dan ook, dan heb jij het gedaan. “Wij hebben nog nooit problemen met ICCO gehad.” En nu dus wel, denk je erachter aan. Je zou je bijna schuldig voelen. Het relatiebeheer kan soms óók een sappig psychologisch spelletje zijn, dat dan meer op de persoon dan vanuit principes of op de organisatie wordt gespeeld.

Een goed verhaal op papier vindt zijn weerslag in het veld. Hoewel je tijdens een werkbezoek slechts een deel van het werk kan zien, geven impressies grote inzichten. Bijvoorbeeld hoe de staf van een organisatie zich gedraagt ten opzichte van de ‘doelgroep’. “Tijdens een bezoek aan een dorp moet je je auto altijd met de neus naar de weg zetten. Mocht het uit de hand lopen, kan je meteen wegrijden”. Een hartverzakkende uitspraak van een partner, tijdens een chaotisch bezoek aan een dorp in Ghana dat bijna een overheidsfunctionaris aanvloog. Volgens de vertegenwoordigers speelde de man onvoldoende zijn rol in de bescherming van het bos, hun belangrijkste bron van bestaan dat werd bedreigd door bewapende illegale kettingzagers. In een dergelijk conflictueuze situatie rijdt je niet weg, maar ga je daar middenin staan en mediëren. Dan ga je dat dorp en de discussie bovendien zeker niet “in line” brengen. We zijn niet op bezoek om sprookjes te horen, maar om resultaten en de realiteit te zien, dan wel te beoordelen of onze partner een adequaat antwoord heeft op de problematiek die speelt. Of die keer dat dorpsvertegenwoordigers niets anders konden zeggen dan dat alles niet genoeg was, doelend op de microkredieten en andere steun. Vanuit het dorpsperspectief een begrijpelijke houding, want wellicht is de donor bereid tot een top-up. Van een partner echter verwacht je behalve een droge vertaling, vooral ook enige kritische repliek. Wat heb je wél kunnen doen met dat beetje geld en wat is je toekomstplan? Partnerschappen smeden of breken is één ding. Het monitoren van de afspraken en een gesprek beginnen als het niet gaat zoals gepland, een uitdagende tweede.

Het relatiebeheer is behalve het tevreden stellen van een veeleisend projectenadministratiesysteem óók een kwestie van intuïtie en een goed gevoel. Het is schipperen tussen formats en vertrouwen. Houding en communicatie spelen daarin een grote rol. Krijg je energie van het verhaal of glijdt je ter plekke van je stoel? Wordt er behalve dat lolletje aan de lijn ook serieus gewerkt? Je speurt naar de gedreven wereldverbeteraars, niet naar degene die “uitkijkt naar de tijden dat het werk allemaal weer wat lichter wordt.” Of naar die ene die maar drie pagina’s rapport aanlevert met de toelichting “Je weet toch wat we doen.” Zoals ontwikkeling grotendeels afhankelijk is van de politieke wil van een paar wereldleiders, zo is de intentie van een partnerorganisatie doorgaans zéér bepalend voor het slagen van een project.

Allemaal voer voor een dialoog. Of een extra zet, want behalve financiering behoort capaciteitsopbouw van maatschappelijke organisaties tot de kern van onze missie. Eigenlijk bijzonder belangrijk in een tijdperk van snel veranderende thematiek, drang naar innovatie, samenwerking met het bedrijfsleven en andere hypes. Toch is daar nauwelijks ruimte meer voor. Decennia opbouwwerk, investeringsrisico’s en vallen en opstaan, past niet meer in een tijdperk van resultatenraces en besneden budgetten. Ons partnerbestand wordt onmiskenbaar opgeschud. Langdurige relaties worden herzien en we gaan op zoek naar jong en vernieuwend dat bovendien snelle resultaten boekt.

Ik ben geen fan van het infuus, maar ben ook niet van de gedachte dat een ontwikkelingsorganisatie zichzelf overbodig maakt. Natuurlijk moet dat dorp zich ooit zelf kunnen bedruipen, maar in de herhaalde woorden van Mo: “De Mens is slecht. Het wordt nooit wat met de wereld!” Kritisch tegengeluid van het maatschappelijk middenveld zal altijd nodig zijn. Tenslotte kan je succesvol belobbyde leider na vier jaar plaats maken voor een rechts gemutste elitelikker. Begint het spel weer van vooraf aan. Als lerend vermogen, innovatie en relevantie de gezapigheid te boven blijven, kan een partner wat mij betreft levenslang zinnig ontwikkelingswerk doen. En daar wil ik dan ook best een tijd getrouwd mee zijn.