Vice Versa column | Terug uit de tropen hield ik rekening met anderhalf jaar verdriet en zware aanpassingsproblemen, maar tot nu toe fiets ik fluitend door het land van kaas, knooppunten, bostheater en polderpolitiek. Nederland is óók leuk.

Het is oktober. Ik ben alweer ruim vier maanden terug uit Mali en het terugkeercircus zit er gelukkig zo goed als op. Hoewel een vriendin zich laatst verontschuldigde, dat ik “nog niet zo in haar systeem zit”, ben ik als de Grote Gulliver weer van top tot teen vastgeketend in ons kikkerland. En het voelt best goed. Terug uit de tropen hield ik rekening met anderhalf jaar verdriet en zware aanpassingsproblemen, maar tot nu toe fiets ik fluitend door het land van kaas, knooppunten, bostheater en polderpolitiek. Nederland is óók leuk. 

Niet dat ik Mali niet mis. Zomaar ineens, op een zonnige zaterdagmiddag in april, reed ik uit dat leven weg. Dat blijft bruut en onbevattelijk. Mali’s muziek ontroert en het hart maakt sprongetjes als ik haar aan de lijn of op mijn beeldscherm heb. Het fysiek gestel snakt naar de zonnige warmte. En hoeveel agendageneuzel zou het schelen, als al mijn vrienden hier ook altijd op de hoek van bijvoorbeeld het Buikslotermeerplein zouden zitten. Als ik nog een jaar had getekend, was ik misschien nooit meer weggegaan. Velen gingen mij voor en zitten er nog steeds. Maar ik vertrok. Dat heb je met de generatie die na vier jaar ‘weer eens wat anders’ wil. Het was tijd om terug te komen. 

Modelburger

“En wat zijn jouw plannen nu?” en “Wat doe je zo de hele dag?” zijn de telkens terugkerende maar goed bedoelde vragen van – zonder uitzondering – iedereen. Alsof je altijd een plan moet hebben en de hele dag wat moet doen. Als je hersens en twee handen hebt, is ‘niks doen’ niet te verantwoorden. Een wereldverbeteraar zou dat niet eens mógen willen, met al dat schrijnend onrecht om zich heen. Wij zijn de primus inter pares modelburgers van de participatiemaatschappij, betrokken en bevlogen als wij zijn. Dat heb ik hoog te houden. En ik wil niets liever dan ‘iets doen’. De dagen worden kouder, heel Holland is weer aan het werk en het eind van het sociaal plan komt in zicht. Maar maak eens een overtuigend toekomstplan in deze tijd. De werkloosheidscijfers en portretten van het in de bijstand gevallen volk vliegen me om de oren. De krant heeft de crisis pontificaal tussen mijn oren geparkeerd. En mijn vakgebied ontwikkelingssamenwerking is het vijfde wiel aan de wagen. 

Ik ben zoekend naar datgene waar het hart op hol van slaat. Genoeg te doen in Nederland. Aan de lange rij voor de voedselbank om de hoek, voor de uitgezette Vluchtkerk bewoners, de anderhalf miljoen echt eenzame Nederlanders, de plofkip en aan al dat afval. Of aan armoedige geesten met terloopse opmerkingen als “’T is wel zwart hier, he, in jouw straat”. Dat doet allemaal steigeren, maar kennelijk niet genoeg. Het wereldverbeteringsvak zit te diep in de vezels en het onrecht overzee blijft nou eenmaal het grootst. Niet zelden blijkt een deel van de verantwoordelijkheid voor dat onrecht ook gewoon om de hoek te liggen. Bij onze kledingbedrijven, energieleveranciers, banken, verzekeraars, landbouw- of wapenexporteurs. Sterker nog, ik draag het, betaal ervoor en eet het op. Kortom, we gaan het anders doen. Van Mali naar het digitale Malieveld, pende ik ooit eens profetisch in een column. Ik ben lang genoeg – met alle respect – een duurzame rechtvaardige economische projectboerin geweest. Na vier jaar steentjes bijdragen aan de markttoegang, boerenorganisatie en microfinanciering voor duurzame land- en bosbouw in West Afrika, wil ik nu weer tomaten gooien. Duurzame tomaten wel te verstaan. Met mijn pen, goed onderbouwd en heel gericht. 

In de etalage

Een journalistieke toekomst betekent deels zelfstandig gaan. Veel schrijven, aanschrijven, netwerken en vooral, aan ordinaire zelfpromotie doen. Mezelf voor het voetlicht en in de etalage krijgen. Terug uit de tropen, met een rugzak vol veldervaring, een irrelevant netwerk en gewend aan een voltijdbaan met een heldere missie, is dat nog een hele klus. En het is dringen op de markt. Maar we gaan ervoor. Mijn pen is een goede vriend geworden en er is een overdaad aan onrecht dat we al schrijvend uit de donkere krochten van deze aardkloot moeten trekken.

Het is nogal een overgang allemaal. Stond ik begin dit jaar nog tussen de heethoofden van West Afrika, sinds half mei zit ik achter een beeldscherm en een bakje tuinkers op één hoog. Heb mijn boek Bamako Bonjour! de wereld in geworpen, met mijn nieuwe website erachteraan. En met alle verslavingsrisico’s voor lief, heb ik me nu ook maar de sociale media in gekatapulteerd. Op advies, want “hoe meer volgers, hoe relevanter je bent!” 

Een betere wereld begint dus nog altijd bij mezelf. Mezelf (weer) op de kaart te krijgen om precies te zijn. Nu maar hopen dat die wereld daarop zit te wachten.